marian boyer

      Ja, nee, misschien

      of toch niet 

           

De verachte vrouw kwam, ze had een zware bos bloemen bij zich en zette die in een zware vaas. Ik maakte ruimte op het ziekenhuistafeltje, er stonden meer vazen met bloemen maar niet zulke zware als de vaas met bloemen van de verachte vrouw. De verachte vrouw was zenuwachtig, ze zei hoe mooi de nazomer toch was en dat ze een brief had voor de man, en dat ze snel weg zou gaan, ze was hier tegen de instructies in. De man die de bloemen kreeg zei dat ze de regels had overtreden, en lachte met zijn kin naar beneden en zijn ogen in de hare en bood haar koffie aan. Ik wist niet wat ik moest doen, de verachte vrouw zat hier tegen de instructies in. De koffiemachine gaf het koffiemachinegeluid, de vrouw, de man en ik wachtten tot de koffie er was. Ik wilde geen koffie, ik wilde het geluid niet, ik wist niet wat ik moest doen. De man ging voor naar zijn kamer,  ik zei ‘er staat nog een stoel’ en we gingen zitten, de verachte vrouw en ik, de man zat al, hij kon niet staan. De verachte vrouw vroeg hoe het met mij ging, en ik zei dat ik sinds een paar jaar getrouwd was, ik wist niet wat ik anders moest zeggen, ze kwam hier tenslotte voor de man. De verachte vrouw zei dat de bloemen in de vaas wel drie weken bleven staan, drie, en ik keek naar de bloemen en dacht aan de instructies. Ze had de bloemen bij de receptie af moeten geven, ze mocht hier niet zijn en ze was hier nu toch. Ik pakte vijgen en chocola, de man vermaalde ze tussen zijn kiezen. De verachte vrouw zei dat de man onlangs weer iets naars had meegemaakt en dat ze dat erg voor hem vond, en ik zei, vandaag wil hij daar niet over praten, juist vandaag niet, hij wil niet huilen vandaag. Ik vond het vervelend dat ik de belangstelling van de vrouw in de kiem had gesmoord maar het was niet anders, niet alles kan tegen de instructies in toch gebeuren. De vrouw zei dat ze trots was op de dochter die zij en de man hadden, ondanks de instructies, en hoe goed de dochter het allemaal deed. En met een rolstoel kan nog heel wat, zei de vrouw, ze zorgde zelf voor iemand in een rolstoel en die was honderd. Op de linkerslaap van de man klopte een ader. Ik stond op en legde de vijgen en de chocola terug in de la. Ook de vrouw stond op, ze zei dat ze moest gaan, en de verachte vrouw en de man kusten elkaar gedag, en ook ik en de verachte vrouw kusten elkaar gedag. Toen ze weg was vroeg ik de man wat hij van het bezoek vond, hij zei ’ongehoord’. Ik zei hem geen koffie meer aan te bieden aan de vrouw die niet alleen veracht was maar ook ongehoord. Later dacht ik dat ongehoord een beter woord was voor de vrouw, beter dan veracht. Het maakte niet uit wat ik dacht, de instructies zouden blijven, de vrouw zou lief blijven, en lief zou ze tegen de instructies in blijven gaan.

 

 

> reageer

< vorige > volgende

> inschrijven mailinglist

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

© marian boyer

de teksten op deze site mogen niet zonder toestemming worden gekopieerd

                                                   

                                               

Share |